Hoe mislukt moet de dekolonisering van een land zijn om te kunnen spreken van een ‘mislukte staat’? Moeten de ingezetenen elkaar eerst massaal de hersens hebben ingeslagen, voordat hun strijdperk zo genoemd mag worden? Of zijn er ook andere maatstaven? En als je land het etiket failed (desnoods, in twijfelgevallen, failing) heeft opgelopen, is natuurlijk de hamvraag: kan het beter inpakken en worden opgeheven of is er nog hoop op een doorstart?

Spanningen

 State failure, als begrip, kwam pas echt in zwang na het einde van de Koude Oorlog, toen zo ongeveer de hele wereld uit zijn evenwicht raakte. Vooral in Afrika bezweek het ene land na het andere onder al veel langer bestaande spanningen. En de zogenaamde internationale gemeenschap stond erbij en keek ernaar.

Gemakshalve en uit zelfbehoud hield die gemeenschap vast aan de nationale staat als organisatievorm, al waren er talloze aanwijzingen dat zo’n staat voor heel wat voormalige koloniën die sinds de jaren vijftig onafhankelijk waren geworden, meer fictie was dan realiteit. Dus als er in die jaren al iets aan state failure werd gedaan, stond dat in het teken van het ‘herstel’ van wat er was of had moeten zijn. Een discussie over alternatieven kwam niet van de grond.

Toen kwam Nine Eleven, misschien wel een grotere schok dan de Val van de Muur. In ieder geval kwam state failure toen pas echt voor het voetlicht, omdat de Verenigde Staten (VS) verband legden met hun nieuwe buitenlandse vijanden Terrorism en Drugs: mislukte staten waren voor terroristen een toevluchtsoord en drugs een middel om hun activiteiten te financieren.

Indicatoren

Sinds 2005 houdt de Amerikaanse denktank Fund for Peace, in samenwerking met het blad Foreign Policy, een lijst bij van wat men eerst mislukte en vervolgens kwetsbare staten noemde:  de Fragile States Index (FSI). De organisatie hanteert daarbij zowel sociale en economische als politieke en militaire indicatoren. Elk van de 178 landen krijgt per indicator punten en wel hoe minder hoe beter. Op de FSI van dit jaar (2016) staat Somalië bovenaan. In de top-20 zijn  vooral Afrikaanse landen te vinden. Haïti is in deze groep het enige land uit de Amerika’s en de Caribische regio (nummer 10 en score 105,1). Suriname prijkt met 66,7 punten op de 112e plaats.

Na Nine Eleven werd nationale veiligheid nog meer dan voorheen hét thema in de Amerikaanse buitenlandse politiek. De VS keerden de boze buitenwereld weliswaar niet de rug toe, zoals ze eerder in hun geschiedenis hadden gedaan, maar verschansten zich achter een muur met ‘prikkeldraad’ dat de hele wereld moest zien en voelen. Te meer omdat bevriende regeringen zwaar onder druk werden gezet om met hen mee te gaan. Denk maar aan de veiligheidsmaatregelen op onze vliegvelden, waar we nog altijd dagelijks mee worden geconfronteerd.

Kredietcrisis

Dit heeft rechtstreeks gevolgen gehad voor de aanpak van state failure, want er ontstond een duidelijk onderscheid tussen zwakke  (failing) staten die er wel toe deden en landen die je aan hun lot kon  overlaten. Zo kreeg president Obama bijvoorbeeld op het eind van zijn eerste termijn het verwijt dat hij veel te weinig aandacht had geschonken aan de interne problemen van landen in Afrika (met name de Democratische Republiek Congo, Soedan en Somalië) en zijn eigen buurlanden Colombia en Mexico (Michael O’Hanlon in The Washington Quarterly, Fall 2012).

Inmiddels is het effect van Nine Eleven enigszins weggeëbd, omdat  in 2008 in die zelfde VS een wapen van eigen makelij ontplofte: de zogenaamde kredietcrisis, die als een clusterbom de zwakke basis van de explosief gegroeide wereldeconomie blootlegde.

De vergelijking met de kettingreactie van de Beurskrach in 1929 in de VS en Europa lag voor de hand, maar het moge langzamerhand duidelijk zijn dat de terugweg naar business as usual deze keer is afgesloten en – nog erger – dat de financiële kringen met de handen in het haar zitten. Zo komen we vanzelf weer terug bij het fenomeen van de mislukte staten, want als de rijke landen met zichzelf in de knoop zitten, hoeft  de bevolking van de landen die al ontregeld waren, van die kant niet veel te verwachten. Wat zit er voor al die mensen dan wel in het vat?

Dekolonisatie

De socioloog Glenn Sankatsing noemt in zijn recente studie ‘Quest to rescue our future’ het begrip failed state modieus en vergelijkt het met ‘retreated state’ (een staat op zijn retour). Hij omschrijft  dekolonisatie in het algemeen als een vervanging van kolonisering van buiten af door kolonisering van binnen uit. In beide gevallen worden namelijk de oorspronkelijke bewoners van een bepaald grondgebied in het gareel van een hun vreemde politieke constellatie geperst. Hun eigen ontwikkelingsproces wordt verstoord en de voortgang ervan onmogelijk gemaakt, met alle spanningen en conflicten van dien. In die zin zijn volgens hem  alle staten ‘mislukt’, omdat een nationale staat er nu eenmaal op uit is bestaande gemeenschappen met hun eigen culturen en structuren te overvleugelen.

Natuurlijk heeft Sankatsing gelijk. De nationale staat is inderdaad een uitvindsel van het zelfde Europa, dat de afgelopen eeuwen heeft geprobeerd de rest van de wereld aan zich te onderwerpen. Het werd daar na de Franse revolutie de dominante vorm van politieke organisatie en werd vandaar geëxporteerd naar andere werelddelen. Een kolonie was vaak wel anders georganiseerd dan het moederland. Een veel sterker accent op de hoofdstad bijvoorbeeld en verwaarlozing van het binnenland. Maar de sterke staat die alles en iedereen verenigde tot één natie, werd het model.

Vandaar dat toen tussen de twee ‘wereldoorlogen’ van de afgelopen eeuw het kolonialisme langzaam maar zeker in de ban werd gedaan, de onafhankelijkheidsbewegingen daarmee werden geïnjecteerd en vasthielden aan de door kolonisatoren getrokken grenzen. Zo werd de ontkenning van de van oudsher bestaande diversiteit ingebakken in de strijd voor bevrijding en onafhankelijkheid. Wat al kort na de tweede wereldoorlog gruwelijk  misging in Brits-Indië.

Grenzen

En in plaats van dat de nationalisten elders zich deze waarschuwing aantrokken, verklaarden zij de koloniale grenzen zowat heilig met als gevolg dat in de periode tussen 1950 en 1980 een onafzienbare reeks koloniën zich de status onafhankelijk aanmat, terwijl de meeste niet of nauwelijks hun broek konden ophouden.

Suriname is het schoolvoorbeeld van een kolonie, waar op een nogal willekeurig moment lokale politici de macht overnamen van de buitenlandse overheerser. Voor zover die politici eigen plannen en  ideeën hadden omtrent de toekomst van hun land, kwam daar van meet af aan weinig van terecht. Want ze waren maar al te druk bezig om de zaken draaiende en de boel bij elkaar te houden. Zo voltrok zich waar Sankatsing op wees: de ene kolonisering ging  naadloos over in de andere. Tot op de dag van vandaag.

Wie het nieuws van de afgelopen maanden tot zich heeft laten doordringen, kan niet ontkomen aan de indruk dat ook Suriname duidelijke trekken vertoond van een mislukte staat. En niet omdat sprake is van een ‘toevallige’ samenloop van omstandigheden, incidentele misrekeningen of tijdelijke pech. Nee, er zit een patroon van herhaling in, dat wijst op fundamentele gebreken en systematische tekorten. En die kun je niet zo maar wegredeneren of verdoezelen.

Hoe presteer je het, als president van de Centrale Bank van Suriname, om nu – meer dan veertig jaar na genoemde machtsovername – nog een zielig gezicht te trekken en op te merken: “We hebben in Suriname geen domme mensen. Er zijn voldoende geschoolde mensen. Maar heel vaak gaan we lichtvaardig om met vraagstukken die de rest van de wereld heel belangrijk vindt.” (Glenn Gersie in de Ware Tijd van 11 oktober 2016.)

Sukkelaars

Van tweeën één: of je wilt werkelijk meedraaien in deze wereld of je kunt het doodgewoon niet aan. De aanwijzingen dat het laatste het geval is hopen zich op. De tijd dat je kon roepen ‘we zijn jong, we moeten het nog leren’ is voorbij. En de statengemeenschap zit  niet te wachten op sukkelaars. Ze stopt je af en toe wat toe, zodat je niet helemaal verkommert, maar daar blijft het bij. Dus je zult zelf iets moeten verzinnen.

Met een beetje goeie wil zou je tenminste eens, eerlijk en zonder mitsen en maren, de balans kunnen opmaken. In het afgelopen  jubileumjaar durfde niemand dat aan, maar ondertussen is de nood aanmerkelijk hoger gestegen. Het is toch geen schande je eigen onvermogen te erkennen?! Dat is pas out of the box denken, zoals al die goeroes ons steeds voorhouden.

Wat hebben we al die jaren meer gedaan dan van de hand in de tand leven met de waan van de dag als kompas, Gods water over Gods akker laten lopen en dweilen met de kraan open? Wat zijn de wezenlijke knopen en knelpunten? Je kunt de  twee honderd wetsvoorstellen van mevrouw Geerlings niet in één keer goedkeuren, dus wat is de meest logische volgorde? En hoe pakken we de uitvoering aan?

Als we er op die manier niet uitkomen, als zelfs de voormalige kolonisator ons op de blaren laat zitten en als de diaspora zich blijft wentelen in winterse welvaart, kunnen we altijd nog het land verpachten als pretpark voor vermoeide burgers uit landen die een andere keus hebben gemaakt. Miljardairs zat in de wereld en dan snijdt het mes aan meer dan twee kanten.

De inheemsen kunnen kiezen of delen: in dienst treden van het pretpark of hun eigen ding blijven doen. De rest van de bevolking kan zich voegen bij de familie in het buitenland en die familie hoeft niet telkens omslachtige reizen over de oceaan te maken. Denk ook aan de luchtvervuiling en de klimaatverandering! Tenslotte kan de wereldgemeenschap opgelucht ademhalen over een failed state minder én, is A Switi Kondre voorgoed gered.

 

(De West, 18 november 2016)

Categorieën: Achtergronden