De boodschap dat de wereldbevolking ten onder dreigde te gaan aan haar eigen  exponentiële groei sloeg een halve eeuw geleden in als een bom, althans in bepaalde ‘ontwikkelde’ kringen, maar het duurde twintig jaar voor de eerste serieuze maatregelen werden getroffen om het tij te keren. Nu, dertig jaar later, is de dreiging eerder groter dan kleiner geworden en dringt zich de vraag op of de problemen überhaupt met wortel en tak kunnen worden uitgeroeid. Is wellicht de hang naar meer welvaart in materiële zin, ten koste van wat dan ook, zo ingeprent in ons brein dat we niet verder komen dan kurieren am Symptom?

Het was op het eind van de jaren zestig, de wederopbouw na de tweede wereldoorlog ongeveer voltooid, ruimte voor en behoefte aan nieuwe inzichten, de eerste computers in de aanslag. Een internationale denktank, later beroemd en berucht geworden als de Club van Rome, verzocht het Massachusetts Institute of Technology in Boston (VS) een studie te maken met als doel ‘het bepalen van de fysieke grenzen en beperkingen die aan de vermenigvuldiging van mens en materiële activiteit op onze planeet gesteld zijn’ (Grenzen aan de groei, 1972, p. 9).

Het rekenmodel dat daaruit voortvloeide was vooral gericht op vijf mondiale  trends: versnelde industrialisatie, snelle bevolkingsgroei, wijdverspreide ondervoeding, uitputting van niet-vervangbare hulpbronnen en verslechtering van het milieu. Met name de analyses van onderlinge verbanden en de pogingen schattingen te maken voor maar liefst een hele eeuw waren baanbrekend en hoewel slechts weinigen de finesses van het model doorgrondden, werd het rapport van de Club van Rome een wereldsucces en was ‘de milieubeweging’ spoedig niet meer weg te denken.  Aanvankelijk, tijdens de koude oorlog (1945-1991), vooral in het kapitalistische ‘Westen’, daarna ook in de rest van de wereld. 

De eerste grote krachtmeting van die beweging met de machtigen der aarde speelde zich af in Rio de Janeiro, tijdens de Earth Summit van de Verenigde Naties (VN) in 1992. De onderlinge verschillen tussen de deelnemers, zowel aan de officiële kant als in non-gouvernementele kringen (ngo’s), waren enorm. Eén thema echter stak daar toen al boven uit: klimaatverandering. Voor een groot deel was dat te danken aan het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), waartoe de VN in 1988 het initiatief hadden genomen. Dat stond – en staat nog altijd – voor een bonte verzameling van experts, die zelf geen onderzoek verricht, maar wel grondig evalueert wat wereldwijd in wetenschappelijke kringen wordt gepubliceerd. De kennis en ervaring die het panel in Rio al kon presenteren bleek zelfs voldoende aanleiding voor de betrokken regeringen om het eens te worden over de noodzaak van een klimaatverdrag. 

Op geen enkel ander vlak werden in Rio even concrete afspraken gemaakt, al werd er nog zoveel ammunitie aangevoerd om aan te dringen op radicale verandering in brede zin. Zo raakten de meeste pleidooien voor ‘nieuwe productie- en consumptiepatronen’ kant noch wal vanwege de recente ineenstorting van het zogenaamde Oostblok en alle ideologische verwarring van dien. Daarmee vergeleken bood de opwarming van de aarde en stijging van de zeespiegel heel wat meer handelingsperspectief.

In de jaren sinds Rio is die situatie niet wezenlijk veranderd, integendeel. Klimaatverandering is het publieke debat gaan beheersen en heeft langzaam maar zeker de status gekregen van een metafoor voor de manier waarop de mensheid zich verhoudt tot de natuur. Terwijl ze feitelijk slechts een aantal min of meer ondergeschikte symptomen van die verhouding behelst, zoals de uitstoot van broeikasgassen. De obsessie met die uitstoot en  aangedragen oplossingen zoals de banvloek over fossiele brandstoffen belemmeren dan ook te vaak het zicht op de kern van het probleem, te weten het verstoorde evenwicht tussen mens en aarde. 

De milieubeweging heeft altijd moeten opboksen tegen de gedachtengang dat de mens oppermachtig is en het recht heeft de aarde naar zijn hand te zetten, ongeacht de rechten en belangen van andere vormen van leven. Ook de beweging die meer dan een eeuw lang de emancipatie van de arbeidersklasse predikte en praktiseerde was daarmee behept en zo kon in de nieuwste geschiedenis de sociale strijd, voor betere arbeidsvoorwaarden, wereldwijd prevaleren boven de strijd tegen aantasting en vernietiging van het natuurlijk milieu.

In geen enkele volkshuishouding, ongeacht haar ideologisch karakter, worden de waarden die de aarde in zich draagt systematisch gewikt en  afgewogen tegen de waarden die mensen aan hun eigen behoeften en gedragingen toekennen. In de economische wetenschap waar beleidsmakers zich doorgaans op baseren, bestaat niet voor niets het leerstuk van de vrije goederen, te weten lucht, water en grond, waar geen prijskaartje aan hangt en dus naar willekeur over kan worden beschikt. 

Daardoor wordt  de aarde in de economische berekeningen gereduceerd tot de onbekende factor, zodat je zelfs de grootste milieurampen nog een zegen voor het land kunt noemen. Die brengen immers nieuwe bedrijvigheid met zich mee, dus economische groei. Anders gezegd: als er weer eens een veestapel moet worden geruimd, is dat misschien vervelend voor bepaalde mensen (en dieren!), maar het komt economische groei ten goede.

Zodoende was het coronajaar (2020) voor heel wat mensen een regelrechte openbaring, omdat de teruglopende bedrijvigheid zeer bevorderlijk bleek voor de kwaliteit van de leefomgeving. Des te interessanter is ook de nasleep van de pandemie, omdat toch wel erg veel mensen met een zucht van verlichting terugvallen op oude vormen en gedachten. Wat zegt dat over de menselijke capaciteit èn bereidheid om vrijwillig afstand te doen van allerlei zaken en de bakens in het leven te verzetten, wanneer de massaal bedreven kaalslag en roofbouw op de aarde in het geding zijn? Of is collectieve obesitas even normaal als de individuele variant, waar zorgverzekeraars zoveel garen bij spinnen? 

In dat licht heeft de wereld sinds de top van Rio bar weinig slagen gemaakt. Klimaatverandering mag dan nog zo belangrijk zijn, als het internationaal debat over de toekomst van de wereldbevolking daartoe beperkt blijft, zal de internationale gemeenschap achter de feiten aan blijven lopen. Daarom heeft de meer integrale benadering van de Club van Rome haar waarde nog lang niet verloren, als een schaduwagenda die nieuwe wegen wijst wanneer oude sporen doodlopen.

In Nederland stond die jaren lang op een laag pitje, maar met de komst van organisaties als Extinction Rebellion, Degrowth en Wellbeing Economy Alliance lijkt het draagvlak weer aan te sterken. Al is het tegen de stroom in en dan denk ik niet alleen aan de subculturen van complotdenkers, fantasten en influencers die de straat opzoeken en het internet onveilig maken. 

Vooral jongeren raken gemakkelijk in de ban van identiteitspolitici en verwante media, die de ene na de andere groep verongelijkten aan zich  binden met het o zo verleidelijk mantra wees jezelf en jaag je dromen na. De snelheid waarmee alleen al de cancel culture in Nederland  wortel schoot spreekt boekdelen: identiteit als de perfecte bliksemleider voor deze tijd. Wie daar een bikkelhard streven naar ecologische duurzaamheid tegenover stelt, staat bij voorbaat met vijftien nul achter. 

‘Na ons de zondvloed’ durft geen weldenkend mens tegenwoordig meer hardop te zeggen. In plaats daarvan laten mensen echter met nog groter gemak elkaar in de waan dat je het een kunt doen zonder het ander te laten. Zoals de premier van Australië, in de aanloop naar de klimaattop in Glasgow, verklaarde dat hij de uitstoot van CO2 zeer serieus nam, maar dat the Australian way of live niet in gevaar mocht komen.

Categorieën: Achtergronden

1 reactie

Vincent · 7 november 2021 op 11:34 am

En dan de loze kreten dat in 2030, 2050 of 2070 landen alles beter zullen hebben… Hopeloos is het Theo!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *