Er moest een operatie aan te pas komen om nog beter voor ogen te krijgen, waarom het leven in dit deel van de wereld me tegenstaat en ik op zoek ben gegaan naar graziger weiden.
Het stond een maand geleden op een vodje papier, dat me werd meegegeven tijdens de slordige intake in een ziekenhuis op Aruba, temidden van allerlei andere handelingen en bezigheden die na de (netvlies)operatie gedurende bepaalde periodes uit den boze zouden zijn: ’lezen met of zonder bril’ (vier weken).
Het woord schrijven kwam in het stuk niet voor, alsof die bezigheid volstrekt niet aan de orde was. Misschien werd dat wel geassocieerd met een variant van de aapachtigen die in deze contreien nooit was voorgekomen of gedoemd was het loodje te leggen zonder dat er een haan naar zou kraaien.
Later kreeg ik van de chirurg te horen dat ik dat specifieke gebod na een weekje wel met een korreltje zout mocht nemen, maar toen was het leed al geschied. Onder verantwoordelijkheid en toezicht van een directie, raad van commissarissen, zeg maar gerust de hele bedrijfstak van het medisch toerisme was me voor langere tijd iets ontzegd, dat sinds mijn kindertijd in de topvijf stond van mijn dagelijks leven. Hoe haalden ze het in hun hoofd?
Aangezien ik toch plotseling zeeën van tijd had en me niet zo maar liet kisten, piekerde ik me een week lang suf over de talloze voorbeelden en vormen van analfabetisme die ik in de loop der jaren was tegengekomen, de oorzaken, implicaties en gevolgen, met name in deze verwaarloosde uithoek van het Koninkrijk der Nederlanden. Hoe bizar is de ontwikkeling op dat vlak in de afgelopen anderhalve eeuw niet geweest!
Onder de vlag van een kolonisator die er zelf inmiddels al heel wat vruchten van had geplukt, werd om te beginnen alfabetisering tot norm verheven, met – uiteraard – de eigen (Europese) taal als uitgangspunt en als doel, ten minste impliciet, de bevolking van de kolonies te laten delen in de mondiale vooruitgang.
Vervolgens werden ook deze kolonies – hoe kon het anders – beroerd door de dekolonisatiegolf, die na de tweede wereldoorlog de hele wereld op zijn kop zette. Met als resultaat een tweedeling. Het enige stukje vasteland, Suriname, werd in 1975 onafhankelijk verklaard, al was het op dat moment hoogst dubieus of het hele volk dan wel de overgrote meerderheid daarachter stond.
De zes eilanden in de Caribische Zee daarentegen slaagden er niet in gezamenlijk de status van volwaardig lid van de Verenigde Naties te bereiken en schipperen sindsdien, de een meer dan de ander, tussen de hang naar en het terugschrikken voor volledige autonomie. Wat overigens continu in de hand is gewerkt door de ambiguïteit en wispelturigheid van politici, ambtenarij en Antillologen in het moederland.
Frustraties op politiek vlak werden met verve uitgeleefd op sociaal-cultureel vlak en zeker op de Benedenwindse drie was daarbij een hoofdrol weggelegd voor de eigen taal, het Papiaments. Maar helaas bracht dat een taalstrijd op gang, waarin van het Papiaments als gecodificeerde spreektaal het onmogelijke werd gevraagd en het Nederlands als drager van de alfabetisering in vroegere tijden in de verdrukking kwam. Als de ‘nationalisten’ in die strijd in plaats van het Nederlands te stigmatiseren een andere, gelijkwaardige, taal hadden gepropageerd, was het leed nog te overzien geweest. Maar zelfs op Sint Maarten hangt het Engels er maar een beetje bij.
De gevolgen voor het openbaar leven, het openbaar bestuur en het ontwikkelingsproces in zijn geheel laten zich raden. Letterlijk, want voor kippen zonder kop geldt wat niet weet dat niet deert. Het komt me vaak voor als één grote sprong terug de tijd: spreektaal is weer de maat der dingen en de rest is bijzaak. De commerciële televisie staat er dag en nacht bol van en de social media liggen in het verlengde.
De schriftelijke overdracht van kennis en ervaring in de ‘eigen taal’ is zowel digitaal als in druk minimaal, alleen al bij gebrek aan aan auteurs en fondsen. De journalistiek als motor van de broodnodige meningsvorming en hoeksteen van de democratie mag geen naam hebben, het besef dat je een hoogwaardige taal die internationaal meetelt nodig hebt om aansluiting te vinden in de vaart der volken is nagenoeg afwezig.
De economie zit overal in het slop, het openbaar bestuur is een structureel rommeltje en ‘Europees Nederland’, in zijn dubbelrol van land op gelijke hoogte met drie Caribische ‘landen’ enerzijds en adoptieouder van drie ‘openbare lichamen’ anderzijds, doet alsof zijn neus bloedt. Het taalbewustzijn in Den Haag heeft altijd al op een laag pitje gestaan. Dus ook Van Huffelen zal er niet van wakker liggen dat hier spoedig geen sterveling meer in staat is een touw vast te knopen aan haar brieven, plannen en rapporten, laat staan haar van repliek te dienen.
Wat een opluchting en genot zal het zijn geen deel meer uit te maken van en me medeverantwoordelijk te voelen voor een samenleving, waar politiek een kwestie is van handjeklap en stuivertje-wisselen, waar naar hartelust wordt gediscrimineerd, waar de spot met je wordt gedreven wanneer je in het openbaar een boek leest, waar sowieso geen schrijfcultuur bestaat en ‘literatuur’ wordt gemeden als de pest en waar, per slot van rekening, de buitenwereld slechts relevant is voor zover er toeristen vandaan komen die zich gedwee laten melken.
0 reacties