Het was mijn eer te na, op mijn kamer te blijven treuren over het verlies van mijn bril. Al ontbrak het me aan niets en kon ik zelfs de zender Arte perfect ontvangen.

Het zou twaalf dagen duren, zei de man van de brillenzaak, vóór hij nieuwe glazen in huis had. Ik geloofde mijn oren niet, zo vast had ik erop gerekend dat ‘ze’ in dit deel van het eiland wel raad zouden  weten met mijn situatie. Niet voor niets had ik in het hotel meteen voor vier nachten betaald.

De Grote Baai van Philipsburg, in het Nederlandse deel, waar dagelijks ettelijke cruiseschepen tegelijk hun levende have de benen lieten strekken, had me de voorafgaande dagen niet kunnen bekoren. In Marigot voelde ik me direct op mijn gemak en was de zee even dichtbij als daar. 

Volgens de kaart hoefde ik slechts de straat van het hotel uit te lopen, tussen het kerkhof en de jachthaven door, om een landtong te bereiken met de zee aan de ene en de lagune aan de andere kant. Dat zou me goed doen.

“Waar moet u naar toe?”
Ik was aangekomen bij een kruispunt en kon het begin van de landtong al zien. Een paar honderd meter verderop, aan de overkant van een brug. Maar de doorgang voor het verkeer werd belemmerd door een paar politiewagens, gadegeslagen door een flinke groep toeschouwers op het trottoir.

Mijn zesde zintuig bracht me aan het verstand dat de vraag aan mij werd gesteld en dat ik op mijn hoede moest zijn. Maar de zon scheen recht in mijn gezicht, zodat ik geen idee had wie of wat voor iemand het op mij had gemunt.

“Ik maak een wandeling om de buurt te leren kennen,” antwoordde ik op goed geluk, terwijl ik even inhield om mijn goede wil te tonen.  

“Is het niet veel te warm om te wandelen?” vervolgde de mannenstem.

Het klonk niet onvriendelijk, maar gezien de omstandigheden kon ik in dit geval waarschijnlijk beter niet uitpakken over welke tropenervaring dan ook. Dus volstond ik met een simpel ça va en stevende af op de stoep aan de overkant. Om gendarmes heen, die druk stonden te bellen, auto’s aanhielden en elkaar van alles toeriepen. Afgezien van verbaasde blikken werd me geen strobreed in de weg gelegd, met als gevolg dat ik even later in mijn dooie eentje het laatste stuk naar de brug aflegde. 

De enige hindernis die me restte was een gat midden in het wegdek, waar een kolom stinkende rook uit opsteeg. Misschien bedoeld als afschrikking, maar op mij had het weinig effect. Integendeel.   

Tot die middag had ik nergens gehoord of gelezen dat de recente onlusten op Martinique en Guadeloupe navolging gevonden hadden op de kleinere Franse eilanden. Maar toen ik de brug over was en de eerste uitgebrande autowrakken zag, werd me duidelijk dat ik toch niet zo goed had opgelet. Des te zwaarder viel me het gemis van een adequaat hulpmiddel om extra waakaam te zijn. 

Het minste dat ik kon of, beter gezegd, moest doen was korte metten maken met het lekkere strandje dat ik me hier had voorgesteld.  Rechtsomkeert maken, daarentegen, voelde als een capitulatie.  Dit werd me nu in de schoot was geworpen, dus maak er maar wat van. 

Het was een buitenwijk met veel leegstand, rotzooi en verval, maar dat kon ook het gevolg zijn van de orkaan Irma van vier jaar geleden, zoals ik al op heel wat plaatsen elders op het eiland had gezien. In plaats van resoluut schoon schip te maken kun je ook nieuwe dingen neerzetten tussen de puinhopen. 

Het eerste teken van leven was een motor in de verte, die razend snel mijn kant op kwam, plotseling draaide en weer terugreed. Later kwamen er meer, in beide richtingen. Triomfantelijk, met maximaal lawaai, halsbrekende toeren, alle remmen los. 

De winkels en andere zaken langs de weg zagen er nogal gesloten uit. Op één kroeg na, met een geluidsinstallatie waar de  gendarmes voorbij de brug van konden meegenieten. Niemand liet zich aan mij iets gelegen liggen en hoewel de vragen zich bij me ophoopten, bleef ik trouw aan mijn rol van kat in een vreemd pakhuis. 

Tot ik na een paar kilometer wéér stuitte op ordehandhavers en auto’s die de weg blokkeerden. Opvallend jonge, bedrukte en tot de tanden gewapende gasten, met door de zon gebruinde gezichten waar de spanning van afdroop. 

Enkele dagen later las ik in de plaatselijke krant, aan het ontbijt in mijn hotel, dat zich die week in de wijken Sandy Ground en Baie Nettlé een reeks brandstichtingen, plunderingen en schotenwisselingen had voorgedaan. De prefect had zich genoodzaakt gezien met harde hand op te treden en schoof de ongeregeldheden in de schoenen  van een 30- tot 40-tal losgeslagen individuen met hun eigen ‘wet van de straat’.

Categorieën: Blog post

2 reacties

Vincent · 18 december 2021 op 11:03 am

He, beetje voorzichtig Theo!

    Theo Ruyter · 21 december 2021 op 3:25 pm

    WSS was de pleister op alle wonden… Ik ga donderdag opnieuw, al schrikt de betrokken zaal op ons knusse eiland me een beetje af.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *