De natuurlijke bedrading van mijn zenuwstelsel is zo geniaal dat ik telkens weer versteld sta van de informatie die me van tijd tot tijd volkomen onverwacht maar zeer opportuun in de schoot wordt geworpen. Zo werd ik deze zomer gegrepen door twee boeken, waarmee Afrika zich weer eens – als een verwaarloosde liefde – aan me opdrong: The shadow king (2019) van de Ethiopisch-Amerikaanse Maaza Mengiste en Truth, by omission (2019) van de Canadees Daniel Beamish.
Op het eerste viel mijn oog tijdens een vluchtig bezoek aan een boekwinkel in Haarlem. Vanwege het kleurrijk omslag en de onmiddellijke associaties van zowel de titel als de naam Mengiste met Ethiopië. Het tweede was ook een toevalstreffer en vloeide voort uit de kennismaking met een nieuwe buurvrouw hier op Bonaire, die het aanbeval omdat ze de auteur goed kende. Beide worden gepresenteerd als roman, dus als werk van de verbeelding, maar je zou ze ook studies over oorlogsgeweld kunnen noemen, dus geweld met staten en regeringen in de hoofdrol. Maar het contrast tussen de twee in de aanpak van het onderwerp en de presentatie aan de lezer is enorm.
De protagonisten van Mengiste treden op in het kader van de tweede Italiaans-Ethiopische oorlog, toen de troepen van Mussolini in 1935 Ethiopië binnenvielen, keizer Haile Selassie op de vlucht joegen en het land zes jaar bezet hielden. Dat zijn met name twee vrouwen, Hirut en haar werkgeefster Aster, die een hoofdrol voor zichzelf opeisen in het ondergronds verzet en daarbij zowel met mannen in het eigen kamp hebben af te rekenen als met mannen van de bezettingsmacht. Zowat de enige man in het verhaal die enige sympathie oproept is de fotograaf Ettore Navarra, met de opdracht mooie plaatjes te schieten van krijgsgevangenen voordat ze worden afgemaakt. Maar die is zelf al – gezien zijn joodse afkomst – de gebeten hond in een heel andere context.
Geen wonder dat de schrijver in een interview met Trouw (5/6/2021) verklaarde dat ze vooral wil weten hoe vrouwen oorlog en conflict ervaren en dat ze, nog een stap verder, meende met haar antwoord op die vraag ‘de geschiedenis’ van haar volk te schrijven. Prompt begreep ik waarom ik zoveel moeite met het boek had gehad. Niet alleen omdat ze zich, te vaak, in allerlei bochten wringt om afschuw te wekken van het door haar geselecteerd fysiek en geestelijk geweld, maar ook vanwege de gebrekkige verhaallijn waardoor het Ethiopië van die keizerloze jaren nauwelijks tot leven komt.
Waarom moet het verhaal bijvoorbeeld beginnen en eindigen in het mij bekende Addis Abeba van 1974, terwijl die oorlog zich veertig jaar eerder afspeelde? Is het toeval dat de schrijver daar zelf in dat jaar werd geboren en wordt de lezer geacht te weten dat toen een revolutionaire junta de macht had gegrepen en de buitenwereld in onzekerheid verkeerde over het lot van de keizer. (Om die reden was ik, als journalist, daarheen gestuurd…)
Mengiste is ongetwijfeld niet over een nacht ijs gegaan, zoals ze in haar dankwoord benadrukt. De eerste verhalen over de oorlog hoorde ze van haar grootvader in de VS, bij wie ze is opgegroeid na de vlucht met haar ouders in 1978. Maar hoe ze later de familieverhalen vermengde met andere bronnen om de grondslag voor dit boek te leggen, komt in de Author’s note bepaald niet uit de verf. Haar hoofdzaak is, schrijft ze, dat the story of war has always been a masculine story en dat zij nu met zekerheid kan zeggen dat dat niet geldt voor Ethiopië.
Geef mij dan Beamish maar, al heeft die in tegenstelling tot zijn collega geen nominatie op zak voor The 2020 Booker Prize en heb ik geen aanwijzingen dat uitgevers en filmproducenten staan te trappelen voor de rechten. Hij overtuigt me namelijk volledig, in de keus van een razend ingewikkeld onderwerp èn de manier waarop hij dat – transparant en meeslepend – voor een breed publiek uit de doeken doet.
Zijn protagonist bij uitstek is een kindsoldaat in Rwanda, Azikiwe alias Alfred, die rond zijn achtste getuige is van de moord op zijn pleegouders, wordt ingelijfd door de betrokken bende en op zijn negende voor het eerst zelf een ander mens om het leven brengt. Dan is het hek van de dam, tot hij als 11-jarige een confrontatie met het leger overleeft en wordt meegenomen naar Kigali, waar dankzij een plek op een katholieke kostschool zijn leven een gunstige wending neemt.
De kern van het verhaal is hoe moeilijk het is en blijft om je van je verleden los te maken. Zelfs wanneer het gaat om fouten en misdaden, die jou als kind en minderjarige nauwelijks kunnen worden aangerekend. Je kunt opnieuw beginnen en naarmate het lukt, zaken proberen te vergeten en ook voor anderen verzwijgen. Maar denk niet te gauw dat je daarmee voorgoed uit de brand bent.
Daarnaast verweeft de schrijver de individuele ervaringen van zijn hoofdpersoon rond dood en geweld met de georganiseerde massamoord van 1994 in Rwanda. Alfred heeft zich daar bijtijds aan onttrokken en zijn toevlucht gezocht in een vluchtelingenkamp over de grens in Tanzania, maar wordt daarmee vele jaren later in een heel ander deel van de wereld opnieuw in verband gebracht. Met verreikende gevolgen.
0 reacties