“Huh?”
“Taxi’s, bedoel je.”
“Nee man, gewoon goedkoop vervoer voor iedereen, elke dag!”
“O ja?”
In een integraal deel van het Koninkrijk met ruim 20.000 mensen en een oppervlak van 288 km2, tien jaar geleden ten overvloede bestempeld als openbaar lichaam (OLB), is niet alleen openbaar vervoer als publieke basisvoorziening volstrekt afwezig, maar ontbreekt ook elke aanwijzing dat het bestuur daarmee in zijn maag zit.
Dit laatste werd me pas echt duidelijk, toen het afgelopen najaar – na de verkiezingen van 20 maart – het nieuwe Bestuurscollege eindelijk met een ‘bestuursprogramma’ (2019-23) voor de dag kwam onder de titel Een stralende toekomst. Een blingblingwerkstuk van een Arubaanse consultant, waarvoor op uitnodiging van de gezaghebber – tevens voorzitter van het college – ruim honderd individuele bijdragen uit de samenleving waren ingeleverd.
Het was dus geen wonder dat eerder sprake was van een soort encyclopedie, waarin zo veel mogelijk mensen iets van hun gading konden vinden, dan van een echt programma met overtuigende beleidsvoornemens en keuzes. En in ieder geval ontbrak elk benul van het nut, laat staan van de noodzaak van openbaar vervoer.
Hoe is dat te rijmen met het feit dat dat zelfde bestuur zijn ziel en zaligheid aan toerisme heeft verpand? Met twee doelgroepen: de midden- en hogere klassen in Noord-Amerika en Europa, voor een verblijf van tenminste een week, en de dagjesmensen van cruiseschepen. In de eerste categorie krijgen ze er standaard een auto – liefst pick-up vanwege de broodnodige zuurstofflessen – bij of wordt men geacht er een te kunnen huren. In de tweede categorie is men, afgezien van de meereizende motorclubs, voor meer mobiliteit dan de benenwagen aangewezen op het aanbod van vervoermiddelen door plaatselijke sjacheraars.
De afgelopen week nog hing wéér de vlag uit, want het aantal vluchten op Bonaire was in 2019 gestegen tot 15.700, 17 procent meer dan in 2018. Ter verhoging van de feestvreugde lag op donderdag de Norwegian Epic aan de Zuidpier, goed voor ruim 4000 passagiers en 1700 bemanningsleden.
Wie gaat straks het eerst voor de bijl, wanneer de slag om het schaarse, door motten aangevreten, asfaltwegdek losbarst? Hoe lang kunnen de ezels en geiten, die volgens hardcorechauvinisten overal vrij moeten kunnen rondlopen, de klappen opvangen? Wanneer wordt de eerste colonne golfkarretjes plat gereden door een gefrustreerde vrachtwagenchauffeur? Of worden wandelaars op de rand van de EEG-boulevard gelanceerd door het slag ingezetenen dat daar een privéracebaan van heeft gemaakt? Of vliegt een brullend, met badgasten geladen, stuk schroot van een verre dump (ludiek én lucratief) uit de laatste scherpe bocht vóór Rincon?
Maaar… Wanneer een overheid niet doet wat ze moet doen, bestaat altijd de kans dat ondernemende burgers het heft in handen nemen.
Zo verscheen op 1 maart de bobbus ten tonele. Een nieuw vervoermiddel, dat via een noordelijke en een zuidelijke route 24 verblijfplaatsen en uitgaansgelegenheden tussen de baai en de oostkust met elkaar verbindt. Met name in de avonduren, vanaf 17 uur, en in het weekend een extra rit omstreeks 12 uur.
Ik geef toe: het is niet zo handig een autorijder met een dronken kop een collectebus voor te houden. De helft van de ritprijs van vijf dollar bestaat namelijk uit een verplichte bijdrage aan een goed doel. En het is natuurlijk koren op de molen van notoire azijnpissers. (Zie de paginabrede kop in het dagblad èxtra van dinsdag: BOB-BUS ta kontroversial.)
Het is tenminste iets en voor navolging vatbaar.
0 reacties