Een hardnekkig Surinaams misverstand ten aanzien van boeken en geschreven tekst in het algemeen is dat je de vorm en presentatie gerust op hun beloop kunt laten. Als je maar ongeveer weet waar je het over wilt hebben – het onderwerp ofwel de inhoud – dan hoef je je om de rest niet te bekommeren.
Onlangs (22 juni) kwam dat weer eens duidelijk aan het licht, toen de Donnerstichting in Paramaribo de oogst bekend maakte van een schrijfwedstrijd die ze in september van het afgelopen jaar had uitgeschreven. Onder de voorwaarden voor deelname bevonden zich de volgende twee:
* Surinamismen in dialogen en beschrijvingen zijn toegestaan, zolang ze niet in strijd zijn met de officiële taal- en grammaticale regels;
* zeer streng wordt gelet op storende taal- en spellingsfouten, kromme zinnen en slordige lay-out.
Je zou zeggen dat belangstellenden dan op hun tellen passen. Maar niets bleek minder waar. Vrijwel alle deelnemers hadden ofwel de voorwaarden niet goed gelezen of ze bewust aan hun laars gelapt. Als die ene er niet tussen had gezeten, die uiteindelijk ook de hoofdprijs kreeg, had ik als jurylid al meteen de pijp aan maarten gegeven.
Ondertussen is voor mij de vraag gebleven: hoe halen ze het in hun hoofd om zulk knoeiwerk te presenteren? En dan doel ik heus niet op banale spelfouten, al werkt het natuurlijk niet in je voordeel als je ook die hebt laten staan. Nee, ik had sterk de indruk dat er met de pet naar was gegooid in de trant van: o leuk, schrijven, we doen een gokje en zien wel waar het schip strandt. Zonder het besef dat schrijven een serieus en zwaar ambacht is en dat je er alleen maar goed in kunt worden, als je het met hart en ziel beoefent.
Een kwart tot de helft van alle fouten en slordigheden had, vermoed ik, voorkomen kunnen worden door het gebruik van woordenboeken en andere naslagwerken, systematische zelfcorrectie en een ‘meelezer’ of eindredacteur. Ik moest dan ook herhaaldelijk denken aan een bepaalde uitgever, die wat ik misbaksels noemde op de (Surinaamse) markt had gebracht en me voorhield dat het met de volgende druk wel goed zou komen. Alsof ik als consument, na de aankoop van zo’n boek en – ook dat nog – een poging erdoor heen te komen, ga uitkijken naar een herziene druk om het boek vervolgens opnieuw te kopen! Zouden deelnemers aan die wedstrijd net zo hebben geredeneerd: ach, daar lezen ze wel overheen, komt wel goed, is van latere zorg?
Moeten we dan nu hoera roepen, omdat twaalf mensen iets hebben ingeleverd voor een schrijfwedstrijd? In de verwachting dat het dus wel goed zal komen met het Nederlands als de enige schrijftaal die ons hier daadwerkelijk ter beschikking staat? Of kunnen we beter vaststellen dat er – afgezien van allerlei plichtmatige teksten waaraan nauwelijks eisen worden gesteld – steeds minder geschreven wordt en dat het uitgeven van fictie in Suriname vrijwel tot stilstand gekomen is?
Dan kunnen we misschien eindelijk eens al die egotrippers met elk hun eigen bedoeninkje op het vlak van taal en communicatie die volkomen langs elkaar heen werken, met de koppen tegen elkaar kletsen en hun de vraag stellen: wat gaan de dames en heren hier gezamenlijk aan doen?
1 reactie
Halma · 9 juli 2018 op 6:45 pm
De Donner stichting has de inzendingen
met fouten ” return to sender ”
moeten doen.
U mag weer in sturen als de inzending
opnieuw “gekuisd” is geworden,
gecorrigeerd.
“we cannot accept crap!”