31 Mei 2021

De zon schijnt recht in mijn gezicht en zet tegelijkertijd, daar beneden, het zeeoppervlak in vuur en vlam. Alsof cimbalen en triangels worden bijgezet om de brommende branding te overstemmen. 

Aan mijn voeten strekt zich een stille leegte uit van zand, in talloze tinten en vormen. Op het eind, waar de zee terugtrekkende bewegingen maakt, bewegen kleine gedaanten zich voort in de richting van Noordwijk of IJmuiden. Slechts een enkele gaat te water, maar raakt al gauw uit beeld in het ongedurige water. 

Ik laat me vallen en kijk omhoog: wat je noemt een heus heelal en zo blauw dat het me duizelt. Liever word ik plat als een dubbeltje, dat  als de wind een beetje aantrekt niet meer is te onderscheiden van zijn ondergrond.  Wat dat betreft hebben wij de ideale schutkleur.

Als het perfectste strand van de wereld bestaat, weet ik nu zéker waar het ligt. Een uur geleden had ik nog geen idee. Deze dag had ik vrij gehouden ja, maar zonder uitgesproken reden, en toen de oude Bavo in de vroegte zijn gouden klokken liet schitteren, dacht ik alleen maar: een rondje Haarlem op de fiets zoals vroeger, hoe zou dat zijn? 

Pas voorbij de Haarlemmerhout, aan het begin van het weergaloos fietspad naar Zandvoort, kreeg ik door dat ik vloog. Niets meer te doen of te denken, afgezien van de controle over het stuur. In één ruk tot het eind van de boulevard, bij dat hoge gebouw. 

Fiets tegen het hek, een korte check van de horizon, het geasfalteerde weggetje naar beneden, het pad van de vlonders en dan het warme zand, door naar het zuiden tot voorbij de strandtent van de naaktlopers, om ten slotte – het lood in de benen – diagonaal aan te sturen op de afrastering tussen duin en strand en dit leger waar geen konijn genoegen mee zou nemen. 

Mijn leven lang heb ik over de aardbol gezworven op zoek naar geluk. Alle oceanen, elk continent, I can get no stond op mijn voorhoofd en I still haven’t found lag me op de lippen, de ene identiteit na de andere, me thuis gevoeld en er weer vandoor gegaan, zelfs officieel – in een ultieme vlaag van overmoed – geëmigreerd, zonder omzien. En al die tijd lag het gewoon op me te wachten. Hier.    

Ik kom overeind, schud het stof van me af en maak weer contact met de zee. De zee die mijn ouders me leerden liefhebben. Terwijl ze zelf nooit zwemles hadden gehad. Elke zondag na de Mis, een bestelauto volgeladen, was het feest aan zee of, als het echt nodig was, in een nabije duinpan.

Decennia later, allang wees geworden, keerde ik terug in mijn geboortestad en ontstond ook de route die vandaag opdook in het enige gps waar ik ooit mee heb leren omgaan. Een vluchtroute om als de nood aan de man kwam in afzondering mijn knopen te tellen en me te verenigen met die zee, die het nooit liet afweten.  

Langzaam, met afgemeten passen, loop ik de helling af. Halverwege houd ik stil, om de ingang te bepalen. Geen mens maakt aanstalten om mijn voorbeeld te volgen. Ik heb haar geheel voor mezelf. 

Het zal wel wennen zijn, met die tropen in mijn botten. De temperatuur? Destijds zwichtte ik ook in november gemakkelijk voor de smekende blik van een verdwaalde zeehond en probeerde ik bij hem in de buurt te komen. Maar nu is zij het zelf die me verleidt, dansend in de zon.

Vooral de branding heeft me altijd getrokken. De altijd weer verrassende golven waar je eindeloos mee kunt spelen, al heb je slechts je eigen lichaam als instrument. Dáár moet ik heen. Maar ik moet er wel een stuk voor lopen, want het is eb en de eerste zandbank is al drooggevallen. 

De bodem van het ondiepe water is vlak en stevig. Het is even doorbijten, soms komt het boven mijn knieën. Eigenlijk wil ik in één keer helemaal dóór zijn, maar dat stel ik uit. Eenmaal op de zandbank, is het schuimend water rond mijn enkels een voorbode van nog meer genot. Ik haast me naar de diepte waar alle golven zich vormen en hun hoogste punt bereiken. Nog een paar stappen, terwijl ik uitkijk naar de beste golf voor mijn eerste duik. Om dan, precies op het juiste moment, af te zetten. 

Alsof ik in mijn volle lengte tegen een muur aan knal. De adem stokt me in de keel en het is pikdonker. Op onverklaarbare wijze kom ik boven. Zelfs grond onder mijn voeten. Meer voel ik niet en om me heen is het mistig, waterkoud. Wel hoor ik sissen of bruisen, alsof ik word uitgelachen. 

Ik dacht dat we vrienden waren.

Categorieën: Blog post

2 reacties

Emma · 22 juni 2021 op 7:31 am

Zo herkenbaar, zo mooi

    Theo Ruyter · 22 juni 2021 op 2:46 pm

    Het kwam uit mijn tenen…

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *