Een minister van buitenlandse zaken, die in een lullig briefje aan de ambassade  van een bevriende mogendheid  meedeelt dat de eerder verleende accreditatie voor de nieuwe ambassadeur is ingetrokken.  Zonder opgaaf van redenen. Eén dag nadat die ambassadeur als zodanig door het staatshoofd van zijn land werd beëindigd.

Een regering die al haar voorlichtings- , inlichtings- , veiligheids-  en andere diensten opdracht geeft voornoemde beslissing niet aan de openbaarheid prijs te geven, want die gaat de eigen bevolking niets aan. En die drie weken later, wanneer ze dan toch is uitgelekt, laat weten dat ze destijds geen verklaring wilde uitgeven.

Met als slotakkoord: het verzoek van de perschef van de president (en aanstaand hoofd van alle staatsmedia) ‘begrip’ te hebben voor deze gang van zaken.

Wat is dat anders dan een kwajongensstreek? Voor dergelijk  gedrag is dat woord bedacht, in die prachtige taal van ons allen. Gedrag dus dat niet serieus genomen hoeft te worden, omdat de betrokkene nog niet tot de jaren van verstand gekomen is.

Op 21 juli antwoordde minister Yildiz Pollack-Beighle  van buitenlandse zaken op vragen van de oppositie in de Nationale Assemblée dat de regering op 28 juni het agrement voor ambassadeur Van Leeuwen niet meer ‘opportuun’ achtte.

Inderdaad, dat is de minister die de huidige Venezolaanse president alsmaar de hand boven het hoofd houdt en blijkbaar haar vakliteratuur niet zo goed heeft bijgehouden. De minister ook van de website, die op 23 juni in Miami werd gelanceerd met geld van de internationale organisatie voor migratie. In het kader van haar diaspora  engagement strategy. Ze schijnt  zich, in haar ivoren toren, voor te stellen dat ‘de precaire situatie’ niet tot mensen in verre landen is doorgedrongen.

Ja, voor de eerste generatie, door jeugdsentiment bewogen, PSA’ers blijft het leuk: een vakantie in het droge seizoen en bij voorkeur op een eilandje in de Surinamerivier.  Maar als de tweede generatie meekomt, heeft die al gauw door dat hier voor je het weet goud  verandert in schroot en vruchtbare grond in drijfzand.

Als zelfs Surinaamse Nederlanders die hun (ongevraagd als ‘wit’ bestempelde)  gastvrije landgenoten op stang jagen met het slavernijverleden van het verlaten vaderland, er niet over piekeren aan deze kant van de oceaan blijvend een steentje te komen bijdragen, zou dat de minister en haar geestverwanten toch aan het denken moeten zetten.

Afgezien van enkele krantencommentaren en een ingezonden brief op StarNieuws, de site die de kar de bel aanbond, heeft de kwajongensstreek overigens niet veel opzien gebaard.  Mi Gudu, als ze in het nauw zitten, trekken ze weer de bakra basikaart , wordt om me heen gemompeld.

Men is langzamerhand  murw, platgeslagen, afgestompt van de eindeloze reeks streken van de nepsocialisten aan de macht, die niet van ophouden weten.

Misschien zou het toch niet zo gek zijn, als de Nederlandse minister van buitenlandse zaken Koenders de zak met zes-en-een-half-miljoen euro, die hij in juni klaar zette voor de derde Twinningfaciliteit (2017-2020), eens zou bevriezen.

Niet dat ze daar in het Kabinet van zouden schrikken. Integendeel, want die subsidies zijn hun altijd al een doorn in het oog geweest. Maar wie weet doen  hun landgenoten die gretig – direct of indirect – van de eerste en tweede faciliteit profijt  hebben gehad, dan ook eens hun mond open.

Eén avondje ‘crisiskunst’ organiseren, meer dan een jaar geleden al weer, vind ik nog altijd tamelijk mager. Voor wat hoort wat. Of, als dat beter klinkt: Noblesse oblige.

Categorieën: Blog post