Het stond op de lijst van tenminste twintig spullen die we zelf moesten meenemen: flashlight, Surinaams voor zaklantaarn. Het leek me nogal logisch, want het zou daar vast wel donker zijn buiten, als je de deur uit moest. Ik dacht er alleen nog bij: dat is een mooie aanleiding om eens een hedendaags exemplaar aan te schaffen.

Geen wonder dat de eerste avond nogal rauw op mijn dak viel, in het veldstation van ’s Lands Bosbeheer waar we een kleine week te gast waren bij een stel jachtopzieners  en onderzoekers van de wildstand ter plaatse. Want noch in hun vaste woning, noch in het gastenverblijf, met een kamer voor veldbedden en een overdekt gedeelte voor hangmatliefhebbers, was ook maar één gewone lamp te bekennen.

Los van de periodieke patrouilles in de donkere uren, groepsgewijs, moest iedereen zich behelpen met het aangeboren persoonlijk gezichtsvermogen. En om dan maar met de kippen op stok te gaan, vond ik wel een erg grote stap.

In het begin heb ik nog geïnformeerd, of ze niet ergens gewone olielampen hadden opgeslagen, waar ik gebruik van zou kunnen maken. Van dat klassieke Chinese type, dat je gemakkelijk kunt dragen, ophangen of neerzetten; met een glas dat je een beetje omhoog moet schuiven om de lont aan te steken. Per slot van rekening had ik daar eerder in mijn leven op talloze plattelanden in Afrika veel gemak en plezier van gehad.

Maar ik kreeg, bij wijze van antwoord, te horen dat de bazen in de stad – ondanks herhaalde verzoeken – het vertikten dit station van fatsoenlijke verlichting te voorzien. Dat nam ik op dat moment voor kennisgeving aan en pas op de laatste dag kreeg ik een antwoord dat meer hout sneed, van een andere gesprekspartner.

“Je bedoelt kokolampu!” zei die man, met een blik van ‘waar zie je mij voor aan’. En dat hielp, want het woord alleen al herinnerde me aan een bepaald kasekonummer, waar je maanden lang op radio en tv niet onderuit kon. In diverse uitvoeringen. En, inderdaad, op een van de bijbehorende videoclips, was een wit geschminkt stel nepbejaarden in de weer met zo’n lamp. Althans de man die er doelloos mee rondliep, nadat de vrouw in het donker gevallen was. Op de in Nederland oerbekende wijs van ‘Op een grote paddestoel’. Dus om je rot te lachen…

Mijn kwartje was gevallen, maar ik wilde het zeker weten en deed alsof mijn neus bloedde: “Had ik dat geweten! Dan had ik er wel een meegenomen. Ik heb er thuis twee staan.”

Hij maakte er geen woorden meer aan vuil en keek op zijn smartphone. Je moet er wat voor over hebben om modern te zijn of als zodanig over te komen, toch?

Categorieën: Blog post