Idealisme is terug van weggeweest. Althans in het Westen, dat na de tweede wereldoorlog de bakermat werd van een  reeks sociale bewegingen en vernieuwingen waar de wereld van opkeek. Flower power, provo’s, vrijstaten, communes,  Dolle Mina, studentenrevoltes, vredesbewegingen, homohuwelijk, Club van Rome, ontwikkelingswerk, Bhagwan, anti-apartheid, landencomités,  biologische landbouw, krakers, dierenwelzijn, digitale gemeenschappen, antiglobalisten. Tot, ongemerkt, na vier vette decennia magere jaren aanbraken. Een eeuwigheid geleden… 

Mijn halve leven ben ik versleten voor en weggezet als idealist: eerst omdat ik vooral niet moest denken dat ik al doorhad hoe mensen zich gedragen en de wereld in elkaar zat, later omdat het ergernis wekte dat ik nog altijd bepaalde standpunten trouw bleef en geen eieren voor mijn geld had gekozen.

In die zin hoor je het woord nauwelijks meer. Als alternatief heeft ‘wereldverbeteraar’ nog een tijdje opgeld gedaan, om andersdenkenden te kleineren. Maar dat werkte vaak averechts en het modieuze Gutmensch was helemáál kansloos in het Nederlandstalig publiek debat vanwege reminiscenties aan Andere tijden. Des te meer reden om tenminste het adjectief idealistisch af te stoffen, als een neutrale manier om denken over en omgaan met veranderingen in de wereld te duiden.  

Aangenomen dat een beweging op gang komt naar aanleiding van een concreet probleem waar mensen last van hebben, schuilt de mate van idealisme vooral in de omschrijving van het probleem en in de wijze van aanpak.  Zo lijkt het me nogal idealistisch dat je een doel of strategie bepaalt vóór je het probleem terdege hebt onderzocht. En zeer idealistisch, als je het wilt oplossen zonder je eigen aandeel in aanmerking te nemen. 

Neem twee recente voorbeelden: de klimaatscholieren die twee jaar geleden vooral in Europa in actie kwamen en de al wat oudere (2013) black-lives-matterbeweging, die dit jaar opeens ook over een aantal chapters buiten de Verenigde Staten (VS) bleek te beschikken. Je weet nooit hoe zulke bewegingen zich verder ontwikkelen, maar ik vermoed dat het geen eendagsvliegen zijn geweest. Vandaar dat ik me afvraag: waar komt dat vandaan, in hoeverre kan ik erin meegaan, wat stuit me tegen de borst? 

Toen ik de Zweedse Greta Thunberg als 15-jarige in actie zag, moest ik denken aan notities in mijn allereerste schoolagenda’s. Met zinnetjes als Je maakt in zestien jaar toch al heel wat mee en Ik wil leven met open ogen en niet opgaan in de massa. Klaarblijkelijk was de jeugd destijds ook gevoelig voor spanningen in de wereld, al was natuurlijk de ene puber de andere niet en bestonden grote verschillen tussen gezinnen en scholen in wat ze hun kinderen te bieden hadden. 

Een groot verschil met nu vind ik in ieder geval dat je als opgroeiende generatie destijds veel meer kanten op kon. En dan denk ik zowel aan de traditionele godsdiensten en  daarmee verbonden instellingen, waarvan de rol in het dagelijks leven nog lang niet was uitgespeeld, als aan de brede seculiere ideologieën – van communisme tot humanisme – die de tweede wereldoorlog hadden overleefd  en die mede door de hang naar onafhankelijkheid in de overzeese gebiedsdelen nieuwe kansen kregen. 

Dus de keuzemogelijkheden om iets van je leven te maken waren legio en daar hebben velen van ons dankbaar gebruik van gemaakt, door bijvoorbeeld van de ene denkwijze op de andere over te schakelen of een eigen plaats in te nemen in het tussengebied waar overtuigingen elkaar overlappen. Heel belangrijk was de kans die we kregen om ons in normen en waarden breed te oriënteren, ook over de grenzen van de Lage Landen heen. Maar die ideële rijkdom is nu al drie decennia lang aan sterke  erosie onderhevig geweest. Ondanks en – in zekere zin – ook door toedoen van de snelle technische en organisatorische veranderingen in de dataverwerking en communicatie. 

Gevestigde godsdiensten en kerken begonnen het eerst te kraken. Ik maakte het zelf mee in de Rooms-Katholieke Kerk, die nog in volle glorie aan mijn wieg had gestaan en me elf jaar later zo ver had gekregen dat ik het ouderlijk huis verliet in navolging van een imposante missionaris die in Nieuw-Guinea werkte. En al heeft die Kerk in andere werelddelen nog heel wat te verliezen, haar verval in Europa lijkt me onomkeerbaar en dat geldt in wisselende mate tevens voor de andere traditionele kerkgenootschappen. 

Wat overigens niet wil zeggen dat ‘het geloof’ daarmee verdwijnt. Als de godsdienst minder nodig of nuttig geworden is om de aarde en het leven te verklaren, kan hij nog altijd een bron van hoop en troost zijn. Een begrip als de erfzonde bijvoorbeeld is gewoon een geniale vondst. 

Met de grote niet-godsdienstige ideologieën is het nog erger gesteld. De val van de Berlijnse muur was de genadeklap voor het communisme als toekomstperspectief voor wie van huis uit of op eigen kracht kerk en godsdienst de rug had toegekeerd. Voor zover het buiten Europa  overeind bleef, is het ook daar gaan rammelen en ik heb niet de indruk dat jongeren er daar wél mee weglopen. Tenzij ze nooit een waarachtige keuze hebben gehad.  

Ook de sociaal-democratie kan het langzamerhand wel schudden, sinds die in landen als Nederland het kind – van klassenstrijd tot internationale solidariteit – met het marxisme als badwater heeft weggegooid. Het was na de Koude Oorlog de enige politieke stroming die in potentie een dam kon opwerpen tegen de ondernemingen die zich jaren hadden warm gelopen om hun globalisering over de wereld uit te rollen. Maar dat is niet gebeurd en de buiten-parlementaire wereldbeweging voor sociale én ecologische hervorming die in de jaren zeventig en tachtig was ontstaan, was te zeer een Poolse Landdag om die rol te kunnen overnemen. De Earth Summit in Rio de Janeiro (1992) werd haar zwanenzang. Daarna ging het bergaf en tien jaar later zaten de kampioenen van de vrije markt op rozen.

Thunberg en haar medestanders waren de eerstgeborenen van het nieuwe corporate tijdperk. Zondagskinderen, want    in hun deel van de wereld hoefde niemand gebrek te lijden. Dus waarom zouden ze zich zorgen maken? Tot  sommige, hoe dan ook, nattigheid begonnen te voelen… En de straat opgingen om te onderstrepen dat ze het wel graag zo wilden houden. Een zorgeloze toekomst als het ultieme ideaal? Iets dat je heel graag wilt, voor jezelf. 

Misschien is idealisme wel bij uitstek mensen op het lijf geschreven, die nog niet hebben ontdekt waar hun leven ophoudt en dat van anderen begint. Iets dergelijks is namelijk ook aan de orde in mijn tweede voorbeeld: de zwart-witkijkers, die zich het predikaat antiracistisch hebben toegeëigend. 

Buiten de Angelsaksische wereld sloeg met name in Nederland de dood van George Floyd in Minneapolis in als een bom. Het doel dan wel motto van de recente demonstraties – op het hoogtepunt van de coronacrisis – was ‘racisme de wereld uit’. Het kon en kan bijna niet idealistischer: alsof je het met de toverstok van Harry Potter voor elkaar kon krijgen. Ook de eigen verantwoordelijkheid is ver te zoeken, want het zijn per definitieandere mensen – op één hoop gegooid en als ‘wit’ bestempeld – die het probleem op hun geweten hebben en moeten boeten. De aanklager gaat vrijuit! 

Deze denkwijze valt niet los te zien van wat in de literatuur over hedendaagse Amerikaanse politiek de Cultural Left wordt genoemd. Een stroming die zich al voor de laatste eeuwwisseling afkeerde van de harde financieel-economische kant van de samenleving en zich toelegde op de individuele mens. Culturele afkomst,  biologische kenmerken, seksuele geaardheid. Richard Rorty, die ook al in een vroeg stadium tekenen zag dat een Trumpachtige leider zou opstaan, zocht de verklaring in het op universiteiten sterk aanwezig pessimisme over de mogelijkheden om de Amerikaanse samenleving fundamenteel te veranderen. 

Daar is ook de ‘identiteitspolitiek’ uit voortgekomen, in de zin van een onevenredig grote aandacht voor het persoonlijke in de politiek en het publieke debat in het algemeen. Wíe iets zegt is belangrijker dan wát wordt gezegd en dat geldt allang niet meer alleen voor de traditionele rechterzijde van het politiek spectrum, waar vooringenomen ‘links’ graag de demagogen en populisten zoekt om niet kritisch naar zichzelf te hoeven kijken. 

Identiteit is een gemakkelijke en veilige haven, als je niet hebt geleerd of gewoon geen zin hebt een touw vast te knopen aan wat er allemaal in de wereld gebeurt. Dat geldt bij uitstek, wanneer racisme in het geding is. Je hoeft je er niet eens in te verdiepen. Wat het precies inhoudt, waar het vandaan komt, welke dwarsverbanden er bestaan met andere zaken,  hoe mensen ermee omgaan en zo voort. Je hoeft er alleen maar tegen te zijn.  

Het is ook een haven waar het goed vissen is. Idealisten willen graag van alle smetten vrij zijn. Dus de wagen van het antiracisme heeft heel wat bijwagens. Zo wordt de laatste tijd, opnieuw in de VS maar het druppelt ook door in Europa, veel werk gemaakt van de boodschap dat klimaatverandering de nieuwste manifestatie is van de eeuwen oude ‘witte’ overheersing en onderdrukking. 

Als dan op de publieke televisie in een Amsterdamse cultuurtempel het hele gehoor braaf zit te knikken, wanneer de baas van een hippe nieuwssite verklaart dat het einde van het racisme moet worden afgedwongen, gaat bij mij het licht uit. Groot alarm! Maar nog wel beelden van een andere beweging. Iets met vrouwen vooral… En een man achter een looprek. Ook van deze tijd en héél idealistisch!

Categorieën: Achtergronden

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *