Eilanden hebben altijd meer tot mijn verbeelding gesproken dan andere topografisch afgebakende delen van het aardoppervlak. Maar vraag me niet waarom, want het ene eiland is het andere niet en alleen al de namen roepen zeer verschillende gevoelens bij me op.
In ieder geval heb ik het niet van mijn ouders meegekregen. Die hadden nooit zwemles gehad en stonden al doodsangsten uit, als ze in de buurt van ‘het diepe’ kwamen. Ze waren wel dol op het strand van de Noordzee, waar we destijds minstens de helft van al onze zondagen hebben doorgebracht. Vermoedelijk hebben ze de zee altijd gewantrouwd, want toen ze het nodig achtten ons ook de weg naar het buitenland te wijzen, ging de reis vooral naar Duitsland en Oostenrijk. Daar kwam geen eiland aan te pas.
Ondertussen moet ik me wel een beeld hebben gevormd van wat een eiland kon of moest zijn. Anders had ik nooit in die derde grotevakantie-op-eigen-benen het plan opgevat om naar het eind van de Balkan te liften, de grens tussen Europa en Azië over te steken en vanuit Turkije via ‘de Griekse eilanden’ de terugreis te aanvaarden. De weldadige stilte op een overschaduwd kiezelstrandje, met de eerste zonnestralen van de dag en een zee tot het eind van de wereld: dat werd die zomer de basis van mijn eilandgevoel.
Hoofdzaak is dat het volledig door water omgeven is en niet zo maar wat water. Het moet je als bezoeker moeite en tijd kosten om er aan te komen. Meestal is een brug of dijk al een domper op de feestvreugde. Dus een eiland in een rivier telt nauwelijks mee en in een meer vind ik het ook tamelijk nep, tenzij er geen oever meer te zien is. Eigenlijk is in mijn geval zout water onmisbaar. En graag zó open en eindeloos dat je geen ander roesmiddel meer nodig hebt. Ten slotte is eveneens wenselijk dat je het in hooguit een dag helemaal rond kunt rijden, anders gaat het teveel op vasteland lijken.
Een snelle blik op de eilanden die mij in mijn leven te beurt gevallen zijn, leert me dat de overgrote meerderheid, in vijf continenten (Afrika, Azië, Oceanië, Noord- en Zuid-Amerika), van tropische aard was. Dus wat de aangename temperatuur en de overheersende kleuren betreft ben ik niet afgedwaald van mijn Griekse prototype. Integendeel, de hang naar warmte, rust en ruimte is duidelijk. Maar om een gemiddelde mens lichamelijk en geestelijk tevreden te stellen en te houden is meer nodig.
Is het niet opvallend dat ik op al die eilanden, al kwam ik er meermaals, nooit langere tijd gebleven ben? Ik was altijd op vakantie, werkbezoek of doorreis en had een vaste verblijfplaats in een gewoon land, zonder ei. Zes weken Indonesië (zeven opeenvolgende eilanden) was waarschijnlijk een record. Tot voor kort.
In oktober 2018 kwam ik op Bonaire wonen. Ik had het vanuit Suriname in de voorgaande jaren al drie keer bezocht, geleid door genoemd eilandgevoel. Vandaar dat ik meende te weten waar ik aan begon, toen ik na vier jaar concludeerde dat ik switi kondre niet langer kon velen en een alternatief zocht binnen de regio. Ook besefte ik min of meer dat je als passant geen enkele samenleving goed leert kennen. Je ontmoet wel allerlei mensen, maar dat zijn slechts figuranten in een voor jou aantrekkelijk decor en het geheel blijft een ver-van-je-bed-show.
Dus als je besluit van een bepaald eiland je verblijfplaats te maken, zeker wanneer het de eerste keer is, word je door schade en schande wijzer. Wat ik hoe dan ook heb onderschat is de overgang van een stedelijk leefmilieu naar een meer dorpse omgeving. Dat alles kleinschaliger zou zijn dan in Paramaribo, was in dit geval wel te voorzien. Maar dat het zó zou zijn: afstand bewaren van de Ander als ingebakken manier van doen, nota bene vóórdat corona plotseling iets heel anders betekende dan kroon of krans…
Dat was (en is) geen dingetje. Al die mensen in hun superindividuele bubbel, familie, bedrijf, hobby of sekte, eigen haard is goud waard en – nog erger – eigen volk en eigen taal eerst, terwijl de rest van de wereld kan stikken. De eenkennigheid ten top en bovendien – hoe kan het anders – vergezeld van de grootst mogelijke geslotenheid. Geen wonder dat democratie hier ver te zoeken is, dat geen sprake is van publiek debat over wat dan ook en dat de arme burger geen flauw idee heeft van waar de machthebbers mee bezig zijn noch waar ze op aansturen.
En de rijksoverheid vindt alles best, al moeten de betrokkenen vroeger thuis en op school iets heel anders hebben geleerd. Zorgen voor de juiste man op de juiste plaats met wie je zaken kunt doen, is het motto. Iemand die weet waar de doofpotten te vinden zijn en die garant staat voor rust in de tent. Gezaghebber Edison Rijna bijvoorbeeld, die deze week zijn slagvaardig optreden in de crisis beloond zag met een tweede termijn van zes jaar.
Rest mij slechts de vraag, of het eilandgevoel dat ik zo lang gekoesterd heb nog wel houdbaar is in deze bijzondere leefomgeving. Waarschijnlijk is het van tweeën één: of dat gevoel aanpassen of het in ere houden en mijn biezen pakken. Maar je weet nooit hoe een koe een haas vangt.
0 reacties