Ik schenk de fles leeg en neem mijn glas mee naar buiten. Mijn favoriete tijdstip van de dag: het uurtje waarin de zon vaak nog even laat zien wat voor kleuren ze allemaal in huis heeft, voordat een voor een de straatlantaarns aanfloepen en de hele straat een oranje aanschijn geven.

De buurvrouw zwaait naar me. Ze is veel vaker op haar balkon te vinden is dan ik op het mijne en lijkt altijd blij, als ik te voorschijn kom. Beneden op straat heb ik haar nog nooit gezien, behalve die ene keer toen ze door een ambulance  werd opgehaald.

Van haar en haar man heb ik de kunst afgekeken van het opgaan in de tijd en zwijgend  volgen wat om je heen gaande is. Maar deze keer zit ik nauwelijks, met mijn blote voeten tegen de houten balustrade, of ik bedenk dat ik hier en nu ook het boek kan lezen, dat ik al enkele dagen niet meer heb aangeraakt. Salam Europa! van Kader Abdolah. Over een sjah van Perzië, die op het eind van de 19e eeuw met een immens gevolg een reis door Europa maakte.

In eerste instantie vraag ik me nog af, of ik dit wel kan maken: me zo pontificaal, voor iedereen zichtbaar, tentoonstellen met een mooi dik boek in mijn handen, alsof niets om me heen me kan boeien. Maar naarmate ik de draad van het verhaal weer te pakken krijg  en merk dat er meer spanning in zit dan ik dacht, krijgt mijn omgeving een heel andere functie.

Straatgeluiden zijn me maar al te vertrouwd. Ook wanneer ik binnen bezig ben, dringen die onophoudelijk door allerlei openingen tot me door. Nu gaan ze helemaal op in een nieuwe constellatie van mensen en gebeurtenissen in diverse tijden en landen, van het aan Europa grenzende ‘Nabije Oosten’ tot de legendarische Wilde Kust in een uithoek van Latijns-Amerika.

Totdat zich uit dat decor toch nog een geluid losmaakt, dat me vreemd voorkomt. Eentonig als een grasmaaier of kettingzaag, maar die nemen tenminste af en toe een pauze en dit gaat maar door.

Ik kan me niet meer concentreren, leg het boek op de stoel naast me en buig me over de balustrade.

 

Minstens vijftig meter verderop, richting Gravenstraat, staat een hoge glanzend witte vrachtwagen. Daar komt het vandaan. En alsof het ding gewacht heeft tot het mijn volle aandacht had, komt het langzaam in beweging. Mijn kant op. Nu zie ik ook dat het wordt gevolgd door een tweede, identiek, exemplaar. Er is vrijwel niemand meer op straat, wat op dit tijdstip zeer ongebruikelijk is.

Pal voor mijn balkon komen ze weer tot stilstand, met een  meter of tien tussenruimte. Op de voorkant heb ik het merk DONFENG zien staan, op de zijkant de woorden Zoomlion en China Aid. Onder het laatste is een rood vlaggetje geplakt of geschilderd, gevat in een halve lauwerkrans. Op de achterkant, in de twee bovenhoeken, zijn twee series flikkerlampen bevestigd, in de vorm van pijlen die naar buiten wijzen. En onderaan de wagen, een decimeter boven het wegdek, hangt een grote ronde borstel.

Het geluid lijkt vooral afkomstig van een rechthoekig luchtfilter aan de zijkant. Ik dacht dat het een gewone vuilniswagen was, maar klaarblijkelijk moet hij meer kunnen dan alleen onze rotzooi naar Ornamibo brengen. In ieder geval maakt hij ook muziek, al komt  de ijle vrouwenstem nauwelijks boven het lawaai uit.

De bestuurders zijn inmiddels uitgestapt. Het plastic van de fabrikant zit nog om de zetels in hun cabine. Ze kletsen wat met elkaar en hun mobiel en een bijrijder doet met een metalen schep iets vaags in de buurt van een afvoerput en de goot, die in de regentijd doorlopend verstopt zijn.  Ik zie nog net, hoe de overbuurman zijn auto ongehavend tussen de twee wagens door op zijn erf weet te  manoeuvreren. Maar dan geloof ik het wel.

Geruisloos stap ik met mijn glas en mijn boek weer naar binnen. Ook dit ongemak zal voorbijgaan. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.

 

 

 

 

 

 

 

Categorieën: Blog post