“Dennis, Dennis.” Ontegenzeglijk een vrouwenstem, zodat Rinus in één beweging op zijn knieën duikt om zijn oor tegen de deur drukken, tot de naam wordt herhaald.

“Lisa?”

Hij weet het voor bijna honderd procent zeker, maar toch.

“Ja.” 

“Nee, ik ben het, Rinus.”

“Rinus? Hoe kom jij hier? Jij moet wegblijven. Veel te gevaarlijk!”

“Lisa, luister, wat is er met je?”

“Vraag maar aan Dennis. Mijn broer, die weet alles.” 

“Waar zit die dan?”

“Heb je Abdul gesproken? Die kan je helpen. Ze hebben me opgesloten.”

“Ik wil je meenemen.”

“Ze kunnen elk moment weer terug zijn.”

“Maar wie dan?” Rinus drukt spontaan met zijn hele lijf tegen de deur en rukt aan de klink.

“Nee nee, Rinus, echt, niet doen, please!”

Ze hoeft maar één kik te geven en hij ramt het hele zaakje in elkaar. Maar ze lijkt wel bang dat hij de problemen daarmee nog erger maakt. Voor haar zelf, dus ook voor hen samen. Dat moet hij niet willen. 

“Ik hoor je, ik hoor je ja. Weet je het zeker?”

Het antwoord wordt overstemd door het geluid van iets zwaars dat op de grond valt, aan haar kant van de deur, en geluiden van buiten, aan de voorkant van het huis. 

Hij herpakt zich en maakt dat hij wegkomt. De tuin is een allegaartje van bomen en struiken en het is nog licht, zodat hij gemakkelijk een schuilplaats vindt. Achter een hoop afval, vanwaar hij de achterdeur goed in de gaten kan houden. Gelukkig is de hond verdwenen, zich ook kapot geschrokken zeker. Dus die zal hem niet verraden, als er iemand buiten komt kijken.

De mannenstemmen die hij aanvankelijk duidelijk kon horen, van de kant van de straat, zijn verstomd. Er valt een deur dicht en een auto rijdt de straat uit. Maar hij heeft geen idee, of zich nog mensen in het huis ophouden, laat staan hoeveel en of Lisa erbij is. 

Haar angst heeft hem aangestoken. Hij deed daarboven heel stoer, even, maar moet er niet aan denken dat hij met drugsdealers of gauwdieven te maken zou krijgen. Geen risico’s nemen, desnoods tot het donker wordt. En dan als de bliksem terug naar het hotel. 

Vooruitlopend op de gebeurtenissen fantaseert hij erop los over zijn kansen om Lisa uit haar benarde positie te bevrijden en weer voor zich te winnen. Opgesloten in haar eigen huis! Maar waarom en door wie? 

Financiële problemen, schulden, iets met een ex, stalker of – hoe heet dat ook al weer – een man die vrouwen voor zich laat werken, pooier ja. Ze zullen haar niet zomaar laten gaan en als het aankomt op geld, is de vraag waar hij, Rinus, voor zichzelf de grens moet trekken. Zijn spaarcenten erin steken? En dan, waar moeten ze heen, wat wil Lisa zelf? 

De middag duurt eindeloos, hij weet niet meer hoe hij moet liggen of zitten. De grond is hard en ongemakkelijk, het afval voor zijn neus wemelt van het ongedierte. Wat heeft hij nog van dat huis te duchten, het zwijgt in alle talen. Als hij zich nu niet uit de voeten maakt, is hij geen knip voor de neus waard. Zo ver is dat hekje niet. 

Met een paar houterige passen is hij al gauw terug bij de achtermuur, waar hij zich inhoudt om zijn adem te controleren  en de oren te spitsen. Geen geluid, wel komt een plotselinge geur hem tegemoet, van de zijkant van het huis waar hij langs moet om bij de voordeur te komen. 

Eenmaal om de hoek weet hij precies waar die vandaan komt, want een stukje verderop komt rook naar buiten. En, dichterbij gekomen, hoort hij zachte muziek. Het schuifraam vertoont een flinke opening aan de onderkant en daarvóór wappert een doorzichtig gordijn.

Inmiddels heeft Rinus ook de geur herkend, al is het van heel wat jaren her. Zijn jongste zoon was toen een blauwe maandag helemaal in de ban van Bob Marley. Het scheelde niet veel of hij had hem het huis uitgezet, maar de rest van het gezin was daar zoals gewoonlijk fel op tegen. 

Voorzichtig, centimeter voor centimeter, schuift hij langs de muur om een blik naar binnen te werpen. Een schaars verlichte ruimte, waarvan de grootte onmogelijk te schatten valt vanwege de rookvorming boven een lage tafel in het midden. Pas bij de derde poging doemen enkele figuren op, twee zittend of half liggend en een staande op de achtergrond. Oude mannen zijn het, met lange gewaden, sieraden om de nek en aan hun handen en grijze dreadlocks tot ver over de schouders. Allesbehalve een angstaanjagend gezicht, had hij zich daarvoor al die uren schuil gehouden!

Maar hij moet zich niet van de wijs laten brengen. Het stomste zou zijn, als hij dacht dit alles in zijn eentje aan te kunnen. Lisa heeft hem niet voor niets gewaarschuwd. Straks zit hij ook opgesloten, zo niet erger, en zijn ze nog verder van huis. En geen politie erbij halen! Terug naar het hotel en daar hulp zoeken. 

Het hek aan de voorkant is niet ver meer. Er is niet veel  veranderd sinds hij een voet over de drempel zette en het visitekaartje ontdekte. Op een ding na: een gloednieuwe Harley-Davidson tussen de struiken aan de andere kant van de voordeur. Een teken dat hij beter kan opschieten. 

De salon aan de overkant kan hij links laten liggen. Hij mag God danken op zijn blote knieën dat hij Lisa heeft teruggevonden. Onder vreemde omstandigheden weliswaar, maar toch. Hoe meer die heren zich suf blowen hoe beter. De vertraging die dat met zich meebrengt kan hij goed gebruiken.

Categorieën: Feuilleton

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *