Wat hebben de heren Esteban Kross, plebaan van de kathedrale Petrus & Paulusbasiliek in Paramaribo, en John Djanie, kapitein van Drietabbetje en lid van het Kabinet van de granman van de Aucaners, met elkaar gemeen?
Ze stonden in ieder geval naast elkaar op de voorpagina van de Ware Tijd van 11 oktober. De een op een foto van een kerkdienst op de Dag der Marrons, waar hij een zingende menigte besprenkelt met wijwater. De ander in een nieuwsbericht over een bijeenkomst ter viering van dezelfde dag in het VHP-centrum De Olifant, waar hij een delegatie leidde van genoemde granman.
Nooit eerder had het rooms-katholieke bisdom de dag van de overwinning van de marrons op de koloniale overheid (1760) zo uitbundig gevierd. En dat had alles te maken met het thema respect voor Moeder Aarde, dat het bisdom op 9 augustus al centraal stelde in een soortgelijke dienst op de Dag der inheemsen. Evenals bisschop Choenni toentertijd ging pater Kross nu uitgebreid in op de grondenrechten van de volken die in het binnenland leven, omdat deze bij uitstek zorg dragen voor het behoud van de natuurlijke rijkdom van het land.
Opvallend was wel dat kapitein Djanie tijdens dat bezoek aan de hoofdstad van heel andere zaken gewaagde dan de pater. Hij vestigde namelijk de aandacht op het onlangs verschenen Wetboek van de Aucaners en stelde onder meer dat de gangbare prostitutie in de goudvelden daarmee op gespannen voet staat. Zo legde hij uit: “Als de vrouwen ongesteld zijn, lopen ze soms door kreken en dat mag absoluut niet. Ze verpesten de omgeving en dan wordt er geen goud meer gevonden.”
Uit het krantenbericht bleek verder dat de prostituees en hun pooiers van buiten het gebied boetes en schorsingen konden verwachten, wanneer ze zich niet aan de Aucaanse wetten zouden houden. Maar op den duur moest de gemeenschap schoon schip maken met de prostitutie, aldus de Aucaanse leider, want vroeger was daar gewoon geen sprake van.
Blijkbaar gaapt er nog een behoorlijk gat tussen Paramaribo en Drietabbetje. Hier romantische bevliegingen over mensen die leven in harmonie met de natuur en daar de dagelijks realiteit van mannen die ploeteren in de modder en vrouwen die thuis voor de kinderen zorgen. Wat dat betreft moeten de heren maar eens een hartig woordje wisselen.
Maar voor het overige zijn ze twee handen op één buik. Want wat is het verschil nog tussen de heilige boeken waar gelovigen in de joods-christelijke traditie zich op beroepen en de niet minder heilige geschriften, waarin langzamerhand de wezenlijke zaken van het winti-geloof zijn vastgelegd? In beide gevallen gaat het om het woord van God de Almachtige, waarnaar de mens zich heeft te gedragen.
En in beide gevallen komt de soort mensen die we ‘vrouw’ noemen er bekaaid af. Want toen de mens zich al die goden schiep – als een geweten buiten zichzelf, een verklaring voor zijn eigen bestaan en een alledaags steuntje in de rug – was de vrouw niet meer dan het eigendom van de man.
Ondertussen is het de mensheid gaan dagen dat er zoiets bestaat als evolutie en dat die niet stilstaat. Maar helaas kan de geschiedenis dat niet altijd en overal even goed bijhouden. Zo zou je kunnen zeggen dat de pater en de kapitein zich in de achterhoede van de geschiedenis bevinden. En misschien is dat wel zo prettig. Gedeelde smart is immers halve smart.